Nieuw: Uitspraak juni 2021
Download hier het hele document.
Aan: Rechtbank Den Haag
Onderwerp: reactie op verweer B&W bestuursdwang verwijderen rijwiel
Uw zaaknummer: 11/5584 beslu V01
Den Haag, 16 september 2011
Edelachtbare heer / mevrouw,
Met onderstaand schrijven wordt een reactie gegeven op het verweer van het gemeentebestuur.
Rechtsgrondslag besluit
Eerst in het verweerschrift maakt B&W beter duidelijk wat zij zelf (niet) als de rechtsgrondslag van hun besluit beschouwt. Volgens haar heeft zij geen toepassing gegeven aan artikel 5:31 Awb. Deze duidelijkheid wordt voor het eerst in verweer gegeven. Daarmee bestaat meer gelegenheid om de juistheid van het optreden van B&W nader te beoordelen.
Label is geen besluit
De stelling van B&W verhoudt zich niet tot de feiten en de relevante jurisprudentie. In de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2010 (ABRS 200908219, B&W Nijmegen)) onder r.o. 2.2.1 wordt overwogen dat een aan een fiets gehangen label niet als besluit wordt aangemerkt. In het voorliggende geval zijn geen omstandigheden aan de orde die zich onderscheiden van de Nijmegense zaak.
Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt.
Het label kan niet als besluit worden aangemerkt. Het is niet op de vereiste wijze bekend gemaakt.
De bekendmakingstermijn is onredelijk kort. Met een bekendmakingstermijn van 15 minuten kan niet worden gesteld dat de fietseigenaar een redelijke termijn wordt geboden om kennis te nemen van het besluit.
De onredelijkheid van de termijn volgt ook uit de afwezigheid van de noodzaak om direct op te treden. Het optreden van B&W in het voorliggende geval is hoofdzakelijk ingegeven door esthetische motieven, en niet omdat de fiets hinderlijk, laat staan gevaarlijk gestald stond. Het beleid van B&W is gericht op het realiseren van een meer 'representatieve omgeving' (uiterlijk aanzien van de gemeente). Overigens voert B&W dit beleid niet op en rond het Binnenhof, bij het Koninklijk Paleis, de Raad van State, het Paleis van Justitie, de ministeries, het Plein, het Vredespaleis en vele andere representatieve locaties, waar dikwijls fietsen op soortgelijke wijze in de openbare ruimte gestald zijn als dat de fiets van ondergetekende gestald is geweest.
Het opheffen van hinderlijke of gevaarlijke situaties is niet het voornaamste oogmerk voor het optreden van B&W. Dit wordt bevestigd door het gegeven dat B&W in het geheel geen onderscheid maakt tussen gevaarlijk / hinderlijk gestalde fietsen en overige gestalde fietsen.
Indien het label niet als besluit kan worden aangemerkt, dient -anders dan B&W stelt- te worden aangenomen dat wel degelijk toepassing is gegeven aan artikel 5: 31 Awb. Niet alleen de jurisprudentie, maar ook de wijze van optreden van B&W wijst in die richting. Echter, B&W maakt ten onrechte nergens aannemelijk dat er enige noodzaak was voor urgent optreden.
Onevenwichtig beleid
Het optreden van B&W moet ook evenwichtig heten omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gevaarlijk /hinderlijk en niet-hinderlijk gestalde fietsen. Dit is niet alleen een gebruikelijk maar ook een noodzakelijk onderscheid om de hersteltermijn van 15 minuten te rechtvaardigen. Bijgevoegd treft u een recente uitspraak aan van de rechtbank Utrecht (Rb Utrecht d.d. 15 juli 2011, B&W Utrecht), waarin het onderscheid tussen hinderlijk en gevaarlijk gestalde fietsen in het Utrechtse gemeentelijke optreden aan de orde komt. Hinderlijk gestalde fietsen kent bij B&W van Utrecht een hersteltermijn van 24 uur, voor gevaarlijk gestalde fietsen geldt een termijn van 30 minuten. B&W Den Haag past een hersteltermijn toe van 15 minuten, dit ongeacht de vraag of sprake is van gevaarlijk danwel hinderlijk danwel niet-hinderlijk gestalde fietsen. Het contrast met het optreden in Utrecht is groot, ook gezien het feit dat de fietsdichtheid in Utrecht fors hoger is dan in Den Haag.
De betrokken fiets stond niet hinderlijk gestald, althans in ieder geval niet gevaarlijk gestald. Het stond gestald zoals elders in Den Haag talloze fietsen zijn gestald. Voor de goede beeldvorming van de rechtbank is een luchtfoto van het stationsplein opgenomen. De locatie van de gestalde fiets is aangegeven met het snijpunt van de twee lijnen. Die locatie betreft geen locatie met een hoge concentratie van voetgangers.
Achterkant label eerst nu beschikbaar
Voorts wordt opgemerkt dat tot voor kort enkel de voorkant van het label aan ondergetekende bekend is gemaakt. Ook in de bezwaarprocedure is enkel de voorkant als dossierstuk ingebracht. Ondergetekende neemt voor het eerst kennis van de achterzijde van het label, nu het bij de rechtbank als processtuk wordt ingebracht. Van ondergetekende kan niet worden gevergd dat wordt aangenomen dat de achterzijde van het label als grondslag van het besluit op bezwaar dienst heeft gedaan. B&W handelt in strijd met de te stellen regels door eerst nu de achterzijde van het label aan ondergetekende bekend te maken.
Overigens geldt dat B&W een veel omvangrijker procesdossier aan de rechtbank heeft overlegd dan dat bij de bezwarencommissie is overlegd.
Overigens blijft gelden dat het label geen ondertekening bevat. Het bevat enkel een paraaf. Ongewijzigd moet worden vastgesteld dat niet kan worden vastgesteld door wie namens B&W is opgetreden, en of deze bevoegd is opgetreden.
Correctie beroepschrift
Onder 'Enige relevante omstandigheden' onder 2. is gesteld: "(...) De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden noodzakelijk was. Dit wordt ook erkend door B&W."
Daar had moeten staan: "De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden niet noodzakelijk was."
Vordering geleden schade
Indien tot een finaal oordeel gekomen zou worden, dan zou ondergetekende de vergoeding van de geleden schade graag vergoed zien. Dit omvat de kosten van een fietsslot, begroot op een bedrag van € 20,-.
Dank voor uw aandacht.
Hoogachtend,
V. W.
- processtuk behorend bij besluit op bezwaar, label voorzijde zonder weergave achterzijde
- Rb Utrecht d.d. 15 juli 2011
++++++++++++++++++++
Aan: Rechtbank Den Haag
sector bestuursrecht
Onderwerp: beroepschrift bestuursdwang B&W Den Haag verwijderen rijwiel
Den Haag, 30 juni 2011
Edelachtbare heer/mevrouw,
Bij besluit van 3 november 2010 (BIJLAGE) lijkt B&W te hebben besloten handhavend op te treden met betrekking tot een in de Rijnstraat (Station Den Haag Centraal) te Den Haag gestalde grijze stadsfiets krachtens artikel 5:21 Awb en verder.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt bij brief van 3 december 2010 (BIJLAGE).
Dit bezwaar is bij besluit van 26 mei 2011 afgewezen (BIJLAGE).
Nu binnen 6 weken na 26 mei beroep is ingesteld, is hierbij tijdig beroep ingesteld
Het bezwaarschrift dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Met onder meer het uitvoerige bezwaarschrift is getracht in gesprek en / of overleg te komen met de verantwoordelijke instantie. Fietsverkeer heet in de mond van het gemeentebestuur een belangrijk middel om stedelijk verkeer in goede banen te leiden. Deze woorden verhouden zich niet tot het optreden van B&W in voorliggende aangelegenheid. Dit wordt hier vermeldt om duidelijk te maken dat ondergetekende -overigens zonder tastbaar succes- ook buiten het juridisch traject heeft getracht zich te laten horen.
Enige relevante omstandigheden
1. Op 3 november 2010 is door een onbekend persoon de fiets van ondergetekende weggenomen nabij het treinstation Den Haag Centraal, nadat fietstoebehoren (fietsslot) is vernield.
2. De fiets was op een courante wijze gestald, te weten middels een kabel vastgezet aan een paal. De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden niet noodzakelijk was. Dit wordt ook erkend door B&W.
3. Tot kort voorafgaand aan 3 november 2010 was gedurende vele jaren op het plein direct voor het station (Koningin Julianaplein) stalruimte voor meerdere duizenden fietsen. Op 3 november 2010 was die locatie een bouwput als gevolg van een - later geannuleerd - bouwinitiatief.
4. Als alternatief voor de verwijderde fietsenstalling op het Koningin Julianaplein is aan de achterzijde van het stationsgebouw een kwalitatief onvoldoende stalling gerealiseerd (fietsflat).
Beroepsgronden
Besluitvorming onduidelijk
B&W maakt in het primaire besluit noch in het besluit op bezwaar duidelijk welk document beschouwd dient te worden als de last onder bestuursdwang, en welke Awb-bepalingen exact de rechtsgrondslag voor het optreden vormt. Mede gelet op het ingrijpende karakter van het optreden, kan het optreden van B&W reeds hierom niet legitiem heten.
Onbevoegd optreden
In bezwaar is aangevoerd dat de optredende persoon inzake de bestuursdwang onbevoegd heeft gehandeld. Gesteld is dat niet duidelijk wie is opgetreden, laat staan of deze bevoegd is opgetreden.
Bijgevoegd treft u een kopie aan van de last onder dwangsom. In het commissie-advies -dat door B&W geheel wordt onderschreven- wordt gesteld dat het besluit van 3 november aangemerkt moet worden als het bestuursdwangbesluit. Uit dit document -dat blijkens de foto uit het dossier kennelijk aan de fiets is bevestigd geweest- kan niet worden opgemaakt wie namens B&W is opgetreden, en of deze bevoegd is opgetreden inzake artikel 5:21 Awb e.v.
B&W stellen in hun reactie dat middels ondermandaat 'de toezichthouder' bevoegdheid is verleend.
Kennelijk dient hieruit te worden opgemaakt dat bevoegd is opgetreden, en acht B&W daarmee het bezwaar weerlegd. B&W lichten het gestelde nergens toe.
Niet in verweer noch onder verwijzing naar het commissieadvies.
Met de reactie van B&W is het bezwaar niet weerlegd.
B&W beroept zich op artikel 5:21 Awb. Hieruit volgt -naar moet worden aangenomen- dat het document, bevestigd aan de fiets beschouwd dient te worden als de last onder bestuursdwang. Het betrokken document vermeldt ook 'last onder bestuursdwang'.
Nergens wordt door B&W gesteld dat omwille van de hinderlijkheid een direct optreden noodzakelijk was, die een eventuele afwezigheid van een beschikking rechtvaardigt. Dit kan ook niet worden gesteld aangezien B&W -ongeacht de wijze van vermeende onjuiste stalling - als handelswijze hanteren dat altijd na 15 minuten het rijwiel voor verwijdering in aanmerking komt. Kortom, de urgentie is geen criterium in het optreden van B&W.
Met het besluit op bezwaar geldt ongewijzigd dat van de persoon, verantwoordelijk voor het document van 3 november 2010, niet vaststaat dat deze bevoegd heeft gehandeld. Immers, niet kan worden vastgesteld wie is opgetreden. Dit gegeven maakt dat niet kan worden geverifieerd dat die persoon legitiem is opgetreden. Mede gelet op het ingrijpende karakter van het optreden - vernielen en verplaatsen van eigendom van derden -Â kan het besluit op bezwaar reeds hierom niet in stand blijven.
In het verweer en het commissieadvies wordt hier ten onrechte niet nader op ingegaan.
Invalide rechtsgrondslag voor optreden B&W
B&W baseren hun optreden mede op artikel 5:12 APV.
Mede gelet op de ter plaatse feitelijke omstandigheden ten tijde van het optreden van B&W kan dit artikel niet ten grondslag worden gelegd aan het optreden van B&W. Het optreden van B&W is onevenredig. Gelet op de toen gegeven omstandigheden is artikel 5:12 APV onverbindend.
Met het optreden van B&W is fors inbreuk gemaakt op het eigendom van ondergetekende. Het rijwiel is verplaatst naar een ontoegankelijke locatie. Immers, B&W toont zich enkel bereid onder voorwaarde van het tonen van legitimatie en het betalen van een geldbedrag het -deels vernielde- eigendom weer aan ondergetekende te overhandigen. Met dit handelen wordt een onevenredige inbreuk gemaakt op het beschikkingsrecht van de fiets. Die inbreuk kan enkel legitiem zijn onder de voorwaarde van zorgvuldige belangenafweging en een zorgvuldig optreden. Daarvan is geen sprake.
Ten tijde van het optreden van B&W - 3 november 2010 - was vrijwel alle sinds jaar en dag beschikbare stallingsruimte rond station Den Haag Centraal door het gemeentebestuur opgeheven. Ter vervanging werd ongelijkwaardige en onvoldoende stalling aangeboden in een zogenoemde fietsflat aan de achterzijde van het stationsgebouw. Betwist wordt dat de geboden stalling in de fietsflat een afdoende vervanging is geweest. Dit is in het bezwaarschrift en het aanvullend schrijven van 31 maart 2011 nader toegelicht.
Hierbij komt dat B&W gedurende een groot aantal jaren door eigen nalaten een ordeloze rijwielstalling rond Den Haag Centraal Station hebben laten voortbestaan, door niet danwel ondoelmatig ordenend op te treden. De tegenstelling tussen eerst gedurende vele jaren ordeloosheid laten voortbestaan van de fietsstalling op het Koningin Julianaplein en vervolgens plotseling rigide optreden is dermate groot, dat ook hierom niet van evenredig optreden gesproken kan worden.
Betwist wordt dat B&W afdoende hebben aangegeven dat fietsstalling is verboden middels daartoe aangewezen borden zoals genoemd in de wegenverkeerswet. Opgemerkt wordt dat de thans feitelijke situatie niet overeenkomt met de situatie op 3 november 2010. Toen waren zeker niet de borden aanwezig die thans wel aanwezig zijn. Ondergetekende is enkele dagen na 3 november terplaatse gaan kijken en trof willekeurig aangebrachte stickers aan van een miniatuur-fietsstalverbodsbord (doorsnede van ca. 10 centimeter). Die aanduidingen zijn in de avondperiode zeker slecht waarneembaar geweest.
Het gestelde in het commissieadvies dat uit de bekendmaking van de APV volgt dat eenieder dient te weten dat een stalverbod geldt, kan geen houdbaar verweer heten.
In verweer noch in het commissieadvies wordt aannemelijk gemaakt dat een deugdelijke bordenmarkering op 3 november 2010 aanwezig is geweest.
Subsidiair, disproportioneel optreden, begunstigingstermijn
B&W gunt eigenaars van gestalde fietsen slechts 15 minuten om tot herstel van onjuiste stalling te komen.
Gelet op
- het ingrijpende karakter van het ingrijpen (vernielen en verplaatsen van eigendom),
- de discrepantie met hetgeen elders in de stad gebruikelijk is (vrije fietsstalling, mits niet hinderlijk gestald),
- het niet hinderlijk gestald zijn van de betrokken fiets,
- het zonder onderscheid tussen wel en niet hinderlijk gestalde fietsen reeds na 15 minuten door B&W wegnemen van gestalde fietsen,
kan een begunstigingstermijn van 15 minuten niet proportioneel heten.
Uit het gegeven dat een termijn is gegund, en dat niet direct na 15 minuten is opgetreden volgt reeds dat de fiets niet hinderlijk gestald is geweest. B&W maakt in verweer en via het commissie-advies duidelijk dat een termijn van 15 minuten onder alle omstandigheden wordt gehanteerd. De niet-hinderlijkheid van de stalling blijkt geen criterium te zijn. B&W erkend dat de betrokken fiets niet hinderlijk was gestald.
In dit verband wordt de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2010 (zaaknummer 200908219) onder uw aandacht gebracht. Die uitspraak is overigens gebaseerd op inmiddels enigszins gewijzigde Awb-bepalingen, maar met -voor zover relevant- dezelfde rechtswerking. Deze uitspraak is ook in het bezwaarschrift genoemd. B&W hebben de uitspraak niet kenbaar betrokken bij het besluit op bezwaar.
Hoorzitting bezwaarcommissie, verslag
Het verslag van de hoorzitting van 13 april 2010 is niet accuraat. Het bevat meerdere gebreken.
Van de opmerkingen van ondergetekende zijn slechts enkele willekeurige opmerkingen genoteerd. Het genoteerde is niet representatief voor het hoorzittingverloop.
Daarnaast is geheel onjuist dat de heer Combrink zou hebben gezegd 'dat dit in werkelijkheid wel langer is, soms twee uur'.
Het verslag is een onbetrouwbare weergave van het hoorzittingverloop.
Ten slotte
Van meerdere zijden wordt het optreden van B&W tegen het fietsverkeer rond Den Haag Centraal Station gehekeld. Bijgaand treft u een tweetal relevante publicaties aan.
Conclusie
Het bestreden besluit is onrechtmatig.
Met het optreden van B&W is onevenredig inbreuk gemaakt op het beschikkingsrecht van fiets en toebehoren.
Dit optreden is bovendien geen incident.
U wordt verzocht zowel het primaire besluit alsook het besluit op bezwaar te vernietigen.
Met enkel het vernietigen van het besluit op bezwaar zou immers het besluit tot last onder dwangsom in stand blijven.
Hoogachtend,
V. W.
DEN HAAG
Bijlagen
- besluit van 3 november 2010
- bezwaarschrift
- besluit op bezwaar
- tweetal publicaties optreden B&W inzake fietsen rond Den Haag Centraal
Nieuw: Uitspraak juni 2021
Download hier het hele document.
Aan: Rechtbank Den Haag
Onderwerp: reactie op verweer B&W bestuursdwang verwijderen rijwiel
Uw zaaknummer: 11/5584 beslu V01
Den Haag, 16 september 2011
Edelachtbare heer / mevrouw,
Met onderstaand schrijven wordt een reactie gegeven op het verweer van het gemeentebestuur.
Rechtsgrondslag besluit
Eerst in het verweerschrift maakt B&W beter duidelijk wat zij zelf (niet) als de rechtsgrondslag van hun besluit beschouwt. Volgens haar heeft zij geen toepassing gegeven aan artikel 5:31 Awb. Deze duidelijkheid wordt voor het eerst in verweer gegeven. Daarmee bestaat meer gelegenheid om de juistheid van het optreden van B&W nader te beoordelen.
Label is geen besluit
De stelling van B&W verhoudt zich niet tot de feiten en de relevante jurisprudentie. In de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2010 (ABRS 200908219, B&W Nijmegen)) onder r.o. 2.2.1 wordt overwogen dat een aan een fiets gehangen label niet als besluit wordt aangemerkt. In het voorliggende geval zijn geen omstandigheden aan de orde die zich onderscheiden van de Nijmegense zaak.
Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt.
Het label kan niet als besluit worden aangemerkt. Het is niet op de vereiste wijze bekend gemaakt.
De bekendmakingstermijn is onredelijk kort. Met een bekendmakingstermijn van 15 minuten kan niet worden gesteld dat de fietseigenaar een redelijke termijn wordt geboden om kennis te nemen van het besluit.
De onredelijkheid van de termijn volgt ook uit de afwezigheid van de noodzaak om direct op te treden. Het optreden van B&W in het voorliggende geval is hoofdzakelijk ingegeven door esthetische motieven, en niet omdat de fiets hinderlijk, laat staan gevaarlijk gestald stond. Het beleid van B&W is gericht op het realiseren van een meer 'representatieve omgeving' (uiterlijk aanzien van de gemeente). Overigens voert B&W dit beleid niet op en rond het Binnenhof, bij het Koninklijk Paleis, de Raad van State, het Paleis van Justitie, de ministeries, het Plein, het Vredespaleis en vele andere representatieve locaties, waar dikwijls fietsen op soortgelijke wijze in de openbare ruimte gestald zijn als dat de fiets van ondergetekende gestald is geweest.
Het opheffen van hinderlijke of gevaarlijke situaties is niet het voornaamste oogmerk voor het optreden van B&W. Dit wordt bevestigd door het gegeven dat B&W in het geheel geen onderscheid maakt tussen gevaarlijk / hinderlijk gestalde fietsen en overige gestalde fietsen.
Indien het label niet als besluit kan worden aangemerkt, dient -anders dan B&W stelt- te worden aangenomen dat wel degelijk toepassing is gegeven aan artikel 5: 31 Awb. Niet alleen de jurisprudentie, maar ook de wijze van optreden van B&W wijst in die richting. Echter, B&W maakt ten onrechte nergens aannemelijk dat er enige noodzaak was voor urgent optreden.
Onevenwichtig beleid
Het optreden van B&W moet ook evenwichtig heten omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gevaarlijk /hinderlijk en niet-hinderlijk gestalde fietsen. Dit is niet alleen een gebruikelijk maar ook een noodzakelijk onderscheid om de hersteltermijn van 15 minuten te rechtvaardigen. Bijgevoegd treft u een recente uitspraak aan van de rechtbank Utrecht (Rb Utrecht d.d. 15 juli 2011, B&W Utrecht), waarin het onderscheid tussen hinderlijk en gevaarlijk gestalde fietsen in het Utrechtse gemeentelijke optreden aan de orde komt. Hinderlijk gestalde fietsen kent bij B&W van Utrecht een hersteltermijn van 24 uur, voor gevaarlijk gestalde fietsen geldt een termijn van 30 minuten. B&W Den Haag past een hersteltermijn toe van 15 minuten, dit ongeacht de vraag of sprake is van gevaarlijk danwel hinderlijk danwel niet-hinderlijk gestalde fietsen. Het contrast met het optreden in Utrecht is groot, ook gezien het feit dat de fietsdichtheid in Utrecht fors hoger is dan in Den Haag.
De betrokken fiets stond niet hinderlijk gestald, althans in ieder geval niet gevaarlijk gestald. Het stond gestald zoals elders in Den Haag talloze fietsen zijn gestald. Voor de goede beeldvorming van de rechtbank is een luchtfoto van het stationsplein opgenomen. De locatie van de gestalde fiets is aangegeven met het snijpunt van de twee lijnen. Die locatie betreft geen locatie met een hoge concentratie van voetgangers.
Achterkant label eerst nu beschikbaar
Voorts wordt opgemerkt dat tot voor kort enkel de voorkant van het label aan ondergetekende bekend is gemaakt. Ook in de bezwaarprocedure is enkel de voorkant als dossierstuk ingebracht. Ondergetekende neemt voor het eerst kennis van de achterzijde van het label, nu het bij de rechtbank als processtuk wordt ingebracht. Van ondergetekende kan niet worden gevergd dat wordt aangenomen dat de achterzijde van het label als grondslag van het besluit op bezwaar dienst heeft gedaan. B&W handelt in strijd met de te stellen regels door eerst nu de achterzijde van het label aan ondergetekende bekend te maken.
Overigens geldt dat B&W een veel omvangrijker procesdossier aan de rechtbank heeft overlegd dan dat bij de bezwarencommissie is overlegd.
Overigens blijft gelden dat het label geen ondertekening bevat. Het bevat enkel een paraaf. Ongewijzigd moet worden vastgesteld dat niet kan worden vastgesteld door wie namens B&W is opgetreden, en of deze bevoegd is opgetreden.
Correctie beroepschrift
Onder 'Enige relevante omstandigheden' onder 2. is gesteld: "(...) De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden noodzakelijk was. Dit wordt ook erkend door B&W."
Daar had moeten staan: "De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden niet noodzakelijk was."
Vordering geleden schade
Indien tot een finaal oordeel gekomen zou worden, dan zou ondergetekende de vergoeding van de geleden schade graag vergoed zien. Dit omvat de kosten van een fietsslot, begroot op een bedrag van € 20,-.
Dank voor uw aandacht.
Hoogachtend,
V. W.
- processtuk behorend bij besluit op bezwaar, label voorzijde zonder weergave achterzijde
- Rb Utrecht d.d. 15 juli 2011
++++++++++++++++++++
Aan: Rechtbank Den Haag
sector bestuursrecht
Onderwerp: beroepschrift bestuursdwang B&W Den Haag verwijderen rijwiel
Den Haag, 30 juni 2011
Edelachtbare heer/mevrouw,
Bij besluit van 3 november 2010 (BIJLAGE) lijkt B&W te hebben besloten handhavend op te treden met betrekking tot een in de Rijnstraat (Station Den Haag Centraal) te Den Haag gestalde grijze stadsfiets krachtens artikel 5:21 Awb en verder.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt bij brief van 3 december 2010 (BIJLAGE).
Dit bezwaar is bij besluit van 26 mei 2011 afgewezen (BIJLAGE).
Nu binnen 6 weken na 26 mei beroep is ingesteld, is hierbij tijdig beroep ingesteld
Het bezwaarschrift dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Met onder meer het uitvoerige bezwaarschrift is getracht in gesprek en / of overleg te komen met de verantwoordelijke instantie. Fietsverkeer heet in de mond van het gemeentebestuur een belangrijk middel om stedelijk verkeer in goede banen te leiden. Deze woorden verhouden zich niet tot het optreden van B&W in voorliggende aangelegenheid. Dit wordt hier vermeldt om duidelijk te maken dat ondergetekende -overigens zonder tastbaar succes- ook buiten het juridisch traject heeft getracht zich te laten horen.
Enige relevante omstandigheden
1. Op 3 november 2010 is door een onbekend persoon de fiets van ondergetekende weggenomen nabij het treinstation Den Haag Centraal, nadat fietstoebehoren (fietsslot) is vernield.
2. De fiets was op een courante wijze gestald, te weten middels een kabel vastgezet aan een paal. De fiets was niet hinderlijk gestald, zodat urgent optreden niet noodzakelijk was. Dit wordt ook erkend door B&W.
3. Tot kort voorafgaand aan 3 november 2010 was gedurende vele jaren op het plein direct voor het station (Koningin Julianaplein) stalruimte voor meerdere duizenden fietsen. Op 3 november 2010 was die locatie een bouwput als gevolg van een - later geannuleerd - bouwinitiatief.
4. Als alternatief voor de verwijderde fietsenstalling op het Koningin Julianaplein is aan de achterzijde van het stationsgebouw een kwalitatief onvoldoende stalling gerealiseerd (fietsflat).
Beroepsgronden
Besluitvorming onduidelijk
B&W maakt in het primaire besluit noch in het besluit op bezwaar duidelijk welk document beschouwd dient te worden als de last onder bestuursdwang, en welke Awb-bepalingen exact de rechtsgrondslag voor het optreden vormt. Mede gelet op het ingrijpende karakter van het optreden, kan het optreden van B&W reeds hierom niet legitiem heten.
Onbevoegd optreden
In bezwaar is aangevoerd dat de optredende persoon inzake de bestuursdwang onbevoegd heeft gehandeld. Gesteld is dat niet duidelijk wie is opgetreden, laat staan of deze bevoegd is opgetreden.
Bijgevoegd treft u een kopie aan van de last onder dwangsom. In het commissie-advies -dat door B&W geheel wordt onderschreven- wordt gesteld dat het besluit van 3 november aangemerkt moet worden als het bestuursdwangbesluit. Uit dit document -dat blijkens de foto uit het dossier kennelijk aan de fiets is bevestigd geweest- kan niet worden opgemaakt wie namens B&W is opgetreden, en of deze bevoegd is opgetreden inzake artikel 5:21 Awb e.v.
B&W stellen in hun reactie dat middels ondermandaat 'de toezichthouder' bevoegdheid is verleend.
Kennelijk dient hieruit te worden opgemaakt dat bevoegd is opgetreden, en acht B&W daarmee het bezwaar weerlegd. B&W lichten het gestelde nergens toe.
Niet in verweer noch onder verwijzing naar het commissieadvies.
Met de reactie van B&W is het bezwaar niet weerlegd.
B&W beroept zich op artikel 5:21 Awb. Hieruit volgt -naar moet worden aangenomen- dat het document, bevestigd aan de fiets beschouwd dient te worden als de last onder bestuursdwang. Het betrokken document vermeldt ook 'last onder bestuursdwang'.
Nergens wordt door B&W gesteld dat omwille van de hinderlijkheid een direct optreden noodzakelijk was, die een eventuele afwezigheid van een beschikking rechtvaardigt. Dit kan ook niet worden gesteld aangezien B&W -ongeacht de wijze van vermeende onjuiste stalling - als handelswijze hanteren dat altijd na 15 minuten het rijwiel voor verwijdering in aanmerking komt. Kortom, de urgentie is geen criterium in het optreden van B&W.
Met het besluit op bezwaar geldt ongewijzigd dat van de persoon, verantwoordelijk voor het document van 3 november 2010, niet vaststaat dat deze bevoegd heeft gehandeld. Immers, niet kan worden vastgesteld wie is opgetreden. Dit gegeven maakt dat niet kan worden geverifieerd dat die persoon legitiem is opgetreden. Mede gelet op het ingrijpende karakter van het optreden - vernielen en verplaatsen van eigendom van derden -Â kan het besluit op bezwaar reeds hierom niet in stand blijven.
In het verweer en het commissieadvies wordt hier ten onrechte niet nader op ingegaan.
Invalide rechtsgrondslag voor optreden B&W
B&W baseren hun optreden mede op artikel 5:12 APV.
Mede gelet op de ter plaatse feitelijke omstandigheden ten tijde van het optreden van B&W kan dit artikel niet ten grondslag worden gelegd aan het optreden van B&W. Het optreden van B&W is onevenredig. Gelet op de toen gegeven omstandigheden is artikel 5:12 APV onverbindend.
Met het optreden van B&W is fors inbreuk gemaakt op het eigendom van ondergetekende. Het rijwiel is verplaatst naar een ontoegankelijke locatie. Immers, B&W toont zich enkel bereid onder voorwaarde van het tonen van legitimatie en het betalen van een geldbedrag het -deels vernielde- eigendom weer aan ondergetekende te overhandigen. Met dit handelen wordt een onevenredige inbreuk gemaakt op het beschikkingsrecht van de fiets. Die inbreuk kan enkel legitiem zijn onder de voorwaarde van zorgvuldige belangenafweging en een zorgvuldig optreden. Daarvan is geen sprake.
Ten tijde van het optreden van B&W - 3 november 2010 - was vrijwel alle sinds jaar en dag beschikbare stallingsruimte rond station Den Haag Centraal door het gemeentebestuur opgeheven. Ter vervanging werd ongelijkwaardige en onvoldoende stalling aangeboden in een zogenoemde fietsflat aan de achterzijde van het stationsgebouw. Betwist wordt dat de geboden stalling in de fietsflat een afdoende vervanging is geweest. Dit is in het bezwaarschrift en het aanvullend schrijven van 31 maart 2011 nader toegelicht.
Hierbij komt dat B&W gedurende een groot aantal jaren door eigen nalaten een ordeloze rijwielstalling rond Den Haag Centraal Station hebben laten voortbestaan, door niet danwel ondoelmatig ordenend op te treden. De tegenstelling tussen eerst gedurende vele jaren ordeloosheid laten voortbestaan van de fietsstalling op het Koningin Julianaplein en vervolgens plotseling rigide optreden is dermate groot, dat ook hierom niet van evenredig optreden gesproken kan worden.
Betwist wordt dat B&W afdoende hebben aangegeven dat fietsstalling is verboden middels daartoe aangewezen borden zoals genoemd in de wegenverkeerswet. Opgemerkt wordt dat de thans feitelijke situatie niet overeenkomt met de situatie op 3 november 2010. Toen waren zeker niet de borden aanwezig die thans wel aanwezig zijn. Ondergetekende is enkele dagen na 3 november terplaatse gaan kijken en trof willekeurig aangebrachte stickers aan van een miniatuur-fietsstalverbodsbord (doorsnede van ca. 10 centimeter). Die aanduidingen zijn in de avondperiode zeker slecht waarneembaar geweest.
Het gestelde in het commissieadvies dat uit de bekendmaking van de APV volgt dat eenieder dient te weten dat een stalverbod geldt, kan geen houdbaar verweer heten.
In verweer noch in het commissieadvies wordt aannemelijk gemaakt dat een deugdelijke bordenmarkering op 3 november 2010 aanwezig is geweest.
Subsidiair, disproportioneel optreden, begunstigingstermijn
B&W gunt eigenaars van gestalde fietsen slechts 15 minuten om tot herstel van onjuiste stalling te komen.
Gelet op
- het ingrijpende karakter van het ingrijpen (vernielen en verplaatsen van eigendom),
- de discrepantie met hetgeen elders in de stad gebruikelijk is (vrije fietsstalling, mits niet hinderlijk gestald),
- het niet hinderlijk gestald zijn van de betrokken fiets,
- het zonder onderscheid tussen wel en niet hinderlijk gestalde fietsen reeds na 15 minuten door B&W wegnemen van gestalde fietsen,
kan een begunstigingstermijn van 15 minuten niet proportioneel heten.
Uit het gegeven dat een termijn is gegund, en dat niet direct na 15 minuten is opgetreden volgt reeds dat de fiets niet hinderlijk gestald is geweest. B&W maakt in verweer en via het commissie-advies duidelijk dat een termijn van 15 minuten onder alle omstandigheden wordt gehanteerd. De niet-hinderlijkheid van de stalling blijkt geen criterium te zijn. B&W erkend dat de betrokken fiets niet hinderlijk was gestald.
In dit verband wordt de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2010 (zaaknummer 200908219) onder uw aandacht gebracht. Die uitspraak is overigens gebaseerd op inmiddels enigszins gewijzigde Awb-bepalingen, maar met -voor zover relevant- dezelfde rechtswerking. Deze uitspraak is ook in het bezwaarschrift genoemd. B&W hebben de uitspraak niet kenbaar betrokken bij het besluit op bezwaar.
Hoorzitting bezwaarcommissie, verslag
Het verslag van de hoorzitting van 13 april 2010 is niet accuraat. Het bevat meerdere gebreken.
Van de opmerkingen van ondergetekende zijn slechts enkele willekeurige opmerkingen genoteerd. Het genoteerde is niet representatief voor het hoorzittingverloop.
Daarnaast is geheel onjuist dat de heer Combrink zou hebben gezegd 'dat dit in werkelijkheid wel langer is, soms twee uur'.
Het verslag is een onbetrouwbare weergave van het hoorzittingverloop.
Ten slotte
Van meerdere zijden wordt het optreden van B&W tegen het fietsverkeer rond Den Haag Centraal Station gehekeld. Bijgaand treft u een tweetal relevante publicaties aan.
Conclusie
Het bestreden besluit is onrechtmatig.
Met het optreden van B&W is onevenredig inbreuk gemaakt op het beschikkingsrecht van fiets en toebehoren.
Dit optreden is bovendien geen incident.
U wordt verzocht zowel het primaire besluit alsook het besluit op bezwaar te vernietigen.
Met enkel het vernietigen van het besluit op bezwaar zou immers het besluit tot last onder dwangsom in stand blijven.
Hoogachtend,
V. W.
DEN HAAG
Bijlagen
- besluit van 3 november 2010
- bezwaarschrift
- besluit op bezwaar
- tweetal publicaties optreden B&W inzake fietsen rond Den Haag Centraal